De lange weg naar vrede

Het pacifisme van Bertrand Russell

Door Laura Slot, verschenen in Geschiedenis Magazine, juni 2008

Tijdens de Eerste Wereldoorlog had de Britse filosoof en wiskundige Bertrand Russell de reputatie een vurig pacifist te zijn. Dit bleef hij zijn hele leven, al was hij daarin ook ‘pragmatisch’. Zo steunde hij de geallieerde strijd tegen de nazi’s en bepleitte hij in 1947 zelfs een preventieve oorlog tegen de Sovjet-Unie.

Als beroemd en gerespecteerd wiskundige aan Cambridge was Bertrand Russell (1872-1970) al een voorstander van zaken als vrouwenkiesrecht en vrije handel. Dit kwam met name door zijn liberaal aristocratische achtergrond. Zijn peetvader was de filosoof John Stuart Mill, en doordat de jonge Bertie al snel wees werd, groeide hij op bij zijn grootouders. Grootvader John Russell was premier onder koningin Victoria en had Napoleon bezocht op Elba in 1814. Vooruitgang en vrede waren vanzelfsprekend en in de familie Russell domineerde optimisme zoals dat eind 19de eeuw gewoon was.

Tijdens de Boerenoorlog van 1899-1902 realiseerde Russell zich echter al dat de tijden aan het veranderen waren: de moderne tijd bracht onzekerheden en bedreigingen met zich mee. De Boerenoorlog maakte een einde aan een lange periode van relatieve vrede voor de Britten, en de jonge Russell zag zijn vaderland voor het eerst verwikkeld in een groot internationaal conflict. Vanaf de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog zou zijn leven in het teken staan van het uitdragen en bewaken van de verloren 19de-eeuwse waarden van verstand en vooruitgang. Tot aan zijn dood in 1970 wilde Russell zijn morele lessen meegeven aan de moderne mens. Hij verlangde naar vrede en vrijheid voor de gehele mensheid, zoals hij die zelf tijdens zijn Victoriaanse jeugd had ervaren.

Bertrand Russell: filosoof, wiskundige, activist Bertrand Russell behoort tot de bekendste en meest gelezen filosofen van de 20ste eeuw. Zijn denken beweegt zich over een breed terrein van logica, kennistheorie en geschiedenis van de filosofie (History of Western Philosophy, 1946). Van oorsprong is hij wiskundige. In 1910-1913 publiceerde hij samen met Alfred Whithehead Principa Mathematica, een onderzoek naar de grondslagen van de wiskunde. In daaropvolgende jaren hield hij zich bezig met taalfilosofie (analytische wijsbegeerte) en richtte zich onder meer op het ontwikkelen van een logische taal die de werkelijkheid beter zou moeten omschrijven dan de bestaande subjectieve omgangstaal. Naast zijn wetenschappelijke werk schreef hij over uiteenlopende onderwerpen als religie (Why I am not a christian, 1927), politiek (The practice and theory of bolshivism, 1920) en wetenschap (The abc of Relativity).

De publieke bekendheid kreeg hij met name door zijn maatschappelijke activiteiten, waarbij hij regelmatig met autoriteiten in aanvaring kwam. Hieronder staat een cartoon afgebeeld uit de New York Times verwijzend naar een rechtszaak naar aanleiding van Russells aanstelling bij het New Yorkse City College in 1940. Vanwege zijn reputatie als vrijdenker en verdediger van een vrije seksuele moraal (zoals beschreven in Marriage and morals, 1929), was hij bij conservatief Amerika niet erg geliefd. Volgens de aanklager zou door Russells aanstelling een ‘stoel van indecentheden’ worden opgericht. Ondanks de morele steun van de New Yorkse krant verloor Russell de zaak en zijn benoeming werd ingetrokken. Russell ontving in 1950 de Nobelprijs voor Literatuur. In 1967-1969 publiceerde hij zijn driedelige autobiografie. Hij stierf in 1970 op 98-jarige leeftijd.

Als politiek activist had hij over vrijwel alle oorlogen in de 20ste eeuw een uitgesproken mening. Vaak leek die mening veranderlijk en impulsief, maar wie beter kijkt ziet dat dit simpelweg het gevolg was van de turbulente omstandigheden in de internationale betrekkingen tijdens de 20ste eeuw. Russells ideeën over oorlog en vrede bevatten een duidelijke rode lijn van de Eerste Wereldoorlog tot aan Vietnam.

Roeping

De uitbraak van de oorlog in 1914 betekende een persoonlijke omwenteling voor Russell. Na de publicatie van het derde en laatste deel van zijn beroemde werk Principia Mathematica in 1913, waar hij samen met Alfred North Whitehead (1861-1947) jarenlang aan had gewerkt, zag hij zijn wiskundige bezigheden als onbenullig in de context van een verwoestende Europese oorlog. Hij besloot gehoor te geven aan de roeping die de rest van zijn lange leven zou kenmerken: de moderne mens moest behoed en gewaarschuwd worden voor de irrationele sentimenten die de 20ste eeuw met zich had meegebracht. Als typisch 19de-eeuwse aristocraat was hij lang overtuigd liberaal, maar de oorlog deed zijn mensbeeld en politieke uitgangspunten wankelen.

Het eerste teken van Russells engagement met de mensheid is zijn essay ‘The Freeman’s Worship’ uit 1903. Het weerspiegelt in romantisch proza hoe Russell een emotionele ommekeer beleefde: zijn elitaire liberalisme was te kortzichtig geweest, de moderne tijd vereiste een aanpassing van zowel zijn optimistische mensbeeld als zijn liberale denkbeelden. Zijn nieuwe ideeën kwamen pas echt tot uiting in 1914: toen werd duidelijk dat men alle realiteitszin had verloren. Zijn standpunten werden voor het eerst gedetailleerd naar buiten gebracht in het boek Justice in Wartime (1916), waarin hij uitlegde dat zijn pacifisme geenszins principieel was, en dat oorlog in zeldzame gevallen gerechtvaardigd kan zijn, maar dat de Grote Oorlog er een was van prestige, macht en eer, zonder enige rationele rechtvaardiging.

Duidelijk werd ook Russells utilitarisme: zijn meningen waren gebaseerd op een wiskundige berekening van de kosten en de baten. De oorlog veranderde hem van een ingetogen wiskundige in een radicale rebel, die aan het eind van de oorlog het kat-en-muisspel met de Britse overheid verloor en zes maanden achter de tralies verdween voor het schrijven van een beledigend artikel over de Amerikaanse deelname in de oorlog. Russell verwoordde zijn politieke ideeën vaak op emotionele en apocalyptische wijze. Hij verwachtte al aan het begin van de oorlog dat president Wilson de Europese machten zou dwingen de wapens neer te leggen, maar in plaats daarvan zou Amerikaanse deelname de verwoestende oorlog in zijn ogen alleen maar verlengen.

Dilemma’s

Zo onconventioneel als zijn pacifisme in de jaren 1914-1918 was, zo populair was het in het interbellum. Zijn mening was gelijk gebleven, maar de algemene opinie was veranderd. Zoiets als de Grote Oorlog, daar was men het over eens, mocht niet nog eens gebeuren. In de jaren dertig kreeg Russell steeds meer twijfels over de rekbaarheid van het pacifisme. Met de agressieve politiek van Hitler rees de vraag hoe lang de appeasementpolitiek kon volstaan. Deze twijfel spreekt ook uit Russells pacifistische betoog Which Way to Peace? (1936). Hierin bevestigde hij nogmaals dat oorlog niet altijd fout is, maar dat, mede door de technische ontwikkelingen in de luchtvaart, een komende oorlog een totale verwoesting van de beschaving zou betekenen. Russells houding in het interbellum kwam hierin overeen met het beleid dat door de Britse premier Chamberlain werd gevoerd.

Ondanks de jaren van onzekerheid en twijfel verklaarde Russell pas in 1940 officieel de strijd tegen Hitler volledig te steunen. De doorslaggevende factor was het feit dat de Duitsers Dover hadden bereikt en dat Engeland nu daadwerkelijk bedreigd werd met een invasie. Overweldigd door emoties besefte hij dat zijn utilitaristische benadering niet altijd kon volstaan: humanitaire en emotionele factoren speelden nu ook een rol in zijn denken. Hij verklaarde dat als hij jonger was geweest – Russell was toen 68– hij bereidwillig had meegevochten tegen de nazi’s. Zich realiserend dat hij weinig kon doen voor de geallieerden vluchtte hij met zijn kinderen naar de Verenigde Staten, waar hij tijdens de oorlog aan verschillende universiteiten lesgaf. Met name zijn pacifistische aanhangers konden deze schijnbare ommekeer niet waarderen. Toch was deze verandering volkomen consistent met zijn houding tijdens de Eerste Wereldoorlog. Russell beargumenteerde dat deze tweede oorlog geen kwestie van prestige was, maar van principe. In Justice in Wartime had hij al gezegd dat oorlog gerechtvaardigd kan zijn zolang de kosten opwegen tegen de baten. De dreigende situatie had de ethische balans veranderd: een oorlog tegen Duitsland zou minder verwoestend zijn dan onderwerping aan Hitler.

Oude rebel

In 1945 was Russell 73 jaar. Toch zou hij nog ruim een kwarteeuw even actief zijn als in 1914-1918. Vlak na de bevrijding in 1945 deed Russell iets wat veel mensen nooit hebben begrepen: hij stelde een preventieve oorlog met de Sovjet-Unie voor. Dit land was in zijn ogen altijd een bedreiging geweest. En ondanks de grote rol die het Rode Leger had gespeeld in het verslaan van Hitler, bestond die dreiging nog steeds. Amerika bezat in 1945 de machtigste positie in de internationale arena en had nu de kans om de Sovjets de kop in te drukken. Dit moest snel en daadkrachtig gebeuren.

Deze heftige oplossing was in het licht van zijn wantrouwen tegenover Stalin en Rusland in het algemeen enigszins begrijpelijk. Ook bleek zijn wantrouwen niet geheel ongegrond toen in Oost-Europa al snel communistische regimes werden geïnstalleerd. De Koude Oorlog en de wapenwedloop die hieruit voortkwamen, waren als een nachtmerrie voor Russell. Het idee dat een atoomoorlog de hele mensheid kon uitroeien, was een nieuwe ongekende dreiging. Samen met zijn medestander Albert Einstein stelde hij in 1955 het Russell-Einstein Manifest op voor nucleaire ontwapening. Het werd ondertekend door elf prominente wetenschappers.

Zijn radicale pacifisme leek helemaal terug te keren, en de geschiedenis herhaalde zich letterlijk toen de 88-jarige Russell bij een vredesdemonstratie op Trafalgar Square in Londen zijn stem wilde versterken met een microfoon, iets wat de politie nadrukkelijk verboden had. Hij verdween voor een week achter dezelfde tralies als in 1918.

Tot aan zijn dood was de Vietnamoorlog zijn grootste zorg. Hij zag het Amerikaanse buitenlands beleid als agressief en overdreven anticommunistisch. Amerika moest het goede voorbeeld geven, maar in plaats daarvan voerde het een onzinnige guerrillaoorlog. De strijd voor vrede was met zijn overlijden in 1970 nog niet voorbij. De Bertrand Russell Peace Foundation, opgericht in 1963, bestaat daarom nog steeds.